Uitglijer.

Het valt niet mee nog enige sappige details los te peuteren bij wie dan ook.
Men vraagt niet meer naar mijn gezondheid, of hoe het met mijn strijd voor een eigen glasbak is.
Nee, het eerste wat ik hoor is.
‘Hoest met je boek?’
Waarop ik enthousiast antwoord. ‘Ik ben aan het afronden.’
‘Dan zijn we bij deze uitgelult.’ Is dan de gebruikelijke reactie.
Zouden ze bang zijn? Vraag ik mij af.
Hebben ze wat te verbergen misschien?
Maar het hoort allemaal bij het spel van krekkendel.
Later, als ik ergens afgezonderd een klein max momentje pak, komen de pappenheimers één voor één langs.
Ik voel mij dan een soort van Godfather, nee echt.
Zo langs de neus weg krijg ik informatie die ik allang wist, met de bedoeling dat ik het ff niet vergeten ben hé.
Tuurlijk niet, ik vergeet nooit wat.
Meestal heb ik er geen flikker aan, maar afgelopen zaterdag kreeg ik op het feessie van ukelele Hans toch een heerlijke uitglijer te horen.
Een onvervalste slip of the tong, die ik zeker ga meenemen.
Maar de volgende dag kreeg ik al een sms of ik het wel voor me wou houden. Hij was een beetje dronken.
Nou, zo werk dat niet he. Your secret is save totdat mijn boek uit komt.
Ik moet mij nog over het voorwoord buigen, en een achterkantje. Al denk ik er over om dat uit te besteden.
Dus stop maar met me te negeren, brandt maar weer los.
Want een derde boek gaat er wel komen.
Maar daar wil ik uitsluitend ingaan op de materie waarom walvissen van die zachte windjes laten, en we toch zulke hoge golven hebben.