Godverdomme vuile vieze kankerstok
Je vergiftigt m’n longen, lig weer hijgend in bed.
Hoe vaak ik ook afscheid neem, ’t is telkens weer ’n flop
Het klamme zweet breekt mij uit als ik je ff niet heb.
Hoe vaak heb ik m’n vingers wel niet aan jou gebrand
Ga gadverdamme met je naar bed en sta weer met je op.
’s Ochtens kotsend in de douche m’n hele lijf verkrampt
Je stinkt, bent vies, een slap excuus, je word m’n strop
Toch kan ik de verleiding niet weerstaan ’t is of ik van je hou
Ik verdeel je netjes, rol je in, lik je dicht en steek je in de brand.
Verleidelijker en gevaarlijker dan de allermooiste vrouw
We zuigen elkaar leeg, jij word m’n dood, maar ik ga tot de rand.
Hoe ziek je ook bent hijgend buiten adem met je bek in ’t stof
Al hoest je de longen uit je lijf, al stink je een uur in de wind.
Met een peuk in je bek ben je alweer onderweg voor ’n nieuwe slof
De vraag is niet of je bent gestopt, maar wanneer je weer begint.