Slapzak.

Mummelend en stotterend stond Uri Rosenthal zijn beleid te verdedigen ten opzichte van de ophanging van Zahra Bahrami. Je zag dat hij aan alle kanten loog.
De luiwammes, hij had er alles aan gedaan volgens zichzelf. Flikker toch op, als het koud is, is hij nog te lui om te bibberen.
Aan de andere kant kan het mij ook weer niet jeuken hoor. Ik bedoel, wat moest die tuthola daar nou zo nodig?
Ik ga nu ook niet op vakantie naar Egypte. Ja, ik wil wel.
Lekker de hele rode zee voor mezelf.
Maar waarschijnlijk zal ik zelf me stukje kamelenvlees moeten braden, want de rest is weg om te schreeuwen dat het anders moet.
Als een hete woestijnstorm waait de kamelen revolutie van de ene zandbak naar de andere.
Met als gevolg dat Sjek volgende keer twee keer zoveel voor zijn weekje zon mag betalen.
‘Ja, zei Rasid de shoarma boer, het is ook jullie schuld, jullie westerlingen brengen niet alleen goeie dingen naar Egypte, maar ook veel slechtte.’
‘Tuurlijk Rasid, geef het westen maar weer de schuld, maar volgens mij was er zonder onze vakantie centjes niet veel meer dan zand. Wat jullie dan mochten tellen.
En wat mij betreft mag je dat weer gaan doen, want jou shoarma word er ook niet beter op.’
Wel leuk dat je nog aanprijzende spotjes op tv ziet van, kom naar vakantieland Egypte. En daarna weer beelden over de chaos aldaar.
Uri had het bedacht kunnen hebben, als die niet al te druk was geweest om tegen de zin van bijna iedereen, 500 politieagenten naar een kansloze missie te sturen.
Ik vind dat hij persoonlijk naar die Iraanse mongool van een Mahmoud moet, om verhaal te halen.
Doe ik stiekem een zakje wit spul in zijn knapzakje.