Grijs.

De lucht grijs net als de gebouwen,
al zal het eerste wel weer opklaren.
De blokkendozen daarentegen
blijven stil en angstaanjagend,
het landschap niet verfraaien.

Een schuur bezwijkt vergane glorie,
vermolmd zijn balken en binten.
De lucht van klei en ouwe kippenstront
leunt uitdagend tegen golfplaat,
maar laat zich niet verslinden.

De lucht grijs maar binnen is het knus,
hoelang kan ik hier nog schuilen?
Vergankelijkheid moet plaats maken
voor de saaie onbedachtzaamheid,
menig hart zal verscheurend huilen.

Het weidse vergezicht
veranderd snel en gestaag.
In het grijze geengezicht
waar zelfs de lucht zich beklaagd.