Nou is mijn tuin één van den allermooiste tuinen der tuinen. Je kunt het het beste vergelijken met een klein paradijsje.
Alleen, ik miste wat.
Water, en dan in de vorm van een vijver, het liefst met een kletterende waterval.
Waar kikkers en kooikarpers naar hartenlust kunnen paren. Maar ja, zo groot is het paradijs niet.
Dus werd het een half wijnvat, waar vroeger als ik mij niet vergis een mooie Chateau de Nages in had gezeten.
Na een kleine aanpassing stond hij op een mooi plekje achter in de tuin. Met boven op de rand zo’n plastic nep kikker met een pijp in zijn bek.
En waar je je ook bevind, hij volgt je overal met zijn grote kikkerogen. Ik mag hem nu al niet.
Het geheel vol gegooid met water en een paar drijfplanten. Klaar, dacht ik, het paradijs is eindelijk af.
‘Maar wat is nou een waterpartij zonder echte vissen?’
Zei de dame die een plastic zak met twee goudvissen meebracht.
Tja, completer kon het niet moest ik toegeven.
En daar zwommen ze, de Wanda’s. Vrolijk spartelde zij door het water of dat het een lieve lust was.
Wel één hele middag. Ze werden steeds trager en hapten naar adem. Al dacht ik dat ze gewoon insecten aan het verorberen waren.
Om 8 uur keek ik nog even naar mijn nieuwe vrienden, en zag ze bewegingloos op hun rug drijven.
Nou, das ook van korte duur dacht ik nog.
Na een plechtige afscheidsceremonie vroeg ik mij toch af wat de oorzaak kon zijn, en nam een monster van het water, en zag meteen de doodsoorzaak.
De vissen waren gestorven aan een gigantisch delirium. Het water was veranderd in een heerlijke rosé.
Vijf uur lang hebben ze de tijd van hun leven gehad die zuiplappen, en ze zullen nooit dorst meer hebben.
Triest, ja dat wel.
En ik moest mijn excuus maken bij die valse kikker, die ik in eerste instantie de schuld had gegeven.
Terwijl ik natuurlijk zelf de schuldige van dit drama ben. Zo zie je maar.
Ook in het paradijs gaat wel eens iets mis.