De Gitaar.

logo

De Gitaar.
Ik had haar ontmoet op het strand van Denia in Spanje. Een prachtige schone, met
lang, gitzwart haar dat tot ver over haar sublieme billen viel. Ogen die dwars door je
heen leken te kijken en nagels waar een poema jaloers op zou zijn. We lagen allebei
ver van het toeristen-gepeupel vandaan, in een oase van rust. Ze vroeg mij, duidelijk
bij gebrek aan iemand anders, of ik haar rug wilde insmeren. Nou, mijn handen tin-
telden al van genot. Terwijl ik haar fluwelen huid insmeerde met een olie-achtig goedje
dat naar passievrucht rook, bespeurden mijn geoefende handen een zooi knopen van
jewelste.
“Je zit helemaal vast,” zei ik.
“Si, allemaal stress, señor.”
En ongevraagd begon ik haar te masseren. Tussen de schouderbladen duwde ik al snel
twee pijnpunten weg, wat een opgelucht “pfffffffff” teweeg bracht.
“Jij weet goed waar je mee bezig bent, zeg!”
“Jazeker, maar we zijn nog niet klaar.”
Haar hoofd duwde ik naar boven met één hand en met de andere ging ik contra langs
haar nek naar beneden. Na vijf keer hoorde ik een knak.
“Dat was hem!” riep ik en ik kroop met tegenzin van haar af.
Verbluft keek ze mij aan, schudde een paar keer met haar hoofd en begon te lachen.
Ze pakte met beide handen mijn gezicht en gaf me een kus op mijn voorhoofd.
“Jij bent een tovenaar!” zei ze stalend.
“Viool spelen op een mooie dame is niet zo moeilijk,” zei ik.
Ze stelde zich voor als Alejandrina en zei dat ik vanavond haar gast zou zijn bij het
diner.
Diezelfde avond werd ik in een grimmige sfeer ontvangen door padre Juan Carlos de
Servilla: de welbekende flamenco-gitarist, die daar met zijn vier leerlingen aan het
oefenen was op de patio. Alarico, Bautista, Cortez en Donatello keken mij vernieti-
gend aan, alsof ik hen hun droom had afgepakt. Met een rode wijn in de hand zat ik
te genieten van het virtuoze gitaarspel van de heren, waar verdacht veel harde no-
ten in klonken, vooral toen Alejandrina haar hand op de mijne legde en zei dat die
magisch waren, de leerlingen daarbij recht aankijkend.
Donatello smeet zijn gitaar op de grond en begon een onverstaanbaar relaas tegen
Alarico. Die legde zijn gitaar op de stoel en wilde Donatello bij zijn keel grijpen.
Cortez, die ertussen zat, wilde het vege lijf redden en schoof snel zijn stoel achteruit,
die daarbij omviel en Bautista meetrok.
Padre Juan Carlos de Servilla, die geen van zijn leerlingen zijn mooie dochter gunde,
zag eindelijk zijn kans. Hij sloeg met zijn gitaar op hoofden en ruggen dat een lieve
lust was en bonjourde in een mum van tijd zijn leerlingen het huis uit.
Resultaat: vier kapotte gitaren en uit nijd gaf de padre de gitaar van Alarico ook
nog een schop, wat het totaal op vijf bracht.
“Zo, dat had ik al veel eerder moeten doen, bij de heilige maagd van Alexandria nog
eens aan toe! En nu wijn, mijn kinders!”
Het werd laat en gezellig en voor ik het wist, ontdekte ik dat de handen van
Alejandrina ook magisch waren.
De volgende ochtend, toen ik wegreed, zag ik vijf aan gruzelementen geramde gitaren
staan bij de kliko. Ik ben zo vrij geweest ze achterin te laden. ‘Komt ooit nog wel van
pas,’ dacht ik toen.
En zie hier; het resultaat van wat begon als een massage.
Eens per jaar zoek ik ze nog op en altijd staan er weer een paar gitaren op mij te
wachten die Alejandrina mij dan met een knipoog aanreikt.
“Was het weer zo’n avond?” vraag ik dan.
“No señor, zo’n feest zal het nooit meer worden. Maar nu je er toch bent, wil je mijn
rug even insmeren?”