De dood.

De dood kwam weer eens genadeloos voorbij. Als een geniepige niets ontziende wrede klootzak. Laf verscholen achter doodskleed met zijn botte zeis in de hand, klaar om in willekeur om zich heen te maaien.
Natuurlijk zit bijna niemand op deze ongenode gast te wachten met zijn macabere verschijning en zijn stinkende rotte asem.
Maar ja, het leven is tijdelijk, en de dood is onvermijdelijk.
Meestal kan ik daar wel mee leven, hoe pijnlijk het soms ook is.
Maar als het noodlot geheel uit het niets toeslaat, en blindelings in het bed met lente bloemen begint te maaien, dan zou je de dood toch het liefst bij zijn kloten willen grijpen en tegen hem zeggen dat hij moet oprotten.
‘Ga achter de bejaardenberg aan. Zoek de rotte appels van de maatschappij op. Maar laat onze kinderen met rust klootzak.’

Natuurlijk trek ik mijn mooiste pak weer aan. En met het lood in de schoenen neem je afscheid van iemand die nog maar aan het begin van het leven stond.
Nooit gerookt, nooit gedronken, zelfs nooit gevloekt. 32 jaar en ruw zonder enig aanwijsbare reden plotseling uit het leven gerukt.

Uiteraard kwamen alle clichés weer voorbij, zo ook de wijzen lessen waar ik al jaren naar leef. En eens te meer besef je je hoe fragiel en kort het leven kan zijn.

Ik moest aan het meisje denken dat tragisch de dood vond onder een bus. Alle kinderen in Gaza, ach hoeveel voorbeelden wil je hebben. Heeft iedereen niet van die hartverscheurende voorbeelden?
En hoe dichterbij het komt, hoe moeilijker het word.
Het zijn allemaal kinderen die wij niet zouden moeten begraven.
Maar ja, de dood, de klootzak. Hij maait roekeloos en gewetenloos om zich heen niets of niemand ontziend.

Dus maak plannen, denk aan later, maar vergeet vooral niet om NU te genieten.
Want de dood heeft schijnbaar geen reden nodig, en geeft zeker geen rekenschap.

Tot in de pruimentijd man.