In één van mijn laatste columns schreef ik aan het eind de woorden.
Ik ben best lief.
Maar is dat wel zo? O ja, ik weet wel dat legio mensen denken van, jij lief.
Een klerelijer ben je, met je kapsones en je narcistische gedoe.
Maar die weten ook dat ik daar totaal niet mee zit en de kont mee afveeg.
Maar enige zelfreflexie is misschien wel op zijn plaats.
Ik bedoel, zo lief ben ik misschien wel helemaal niet.
Neem nou mijn gedrag in het verkeer, ik foeter alles en iedereen uit die maar een beetje in de weg rijdt. En dat doe je al heel gauw.
Neem die bloembollen terroristen hier in de buurt, die tergend langzaam, file veroorzakend, voor elke tulp stoppend voor een foto, mij zitten te irriteren.
Ik duw ze op, toeter ze weg, en zeg dingen die je doorgaans niet in de kerk zult leren.
Maar als ik zelf door het heuvellandschap in Limburg rij, ben ik precies zo’n eikel.
Kijk daar eens wat mooi, en heb je dat gezien.
Kruipend over de heuvels, en regelmatig ingehaald door een fietser in de vut.
Hier in de buurt sta ik ook al bekend om mijn Tokkie gedrag.
Wielrenners, dus meer dan één, hebben de nare gewoonte om onder het fietsen de meest onzinnige taal uit te braken. Luidkeels moet hun wielermaatje op de hoogte worden gesteld hoe je het best de biefstuk tussen de wielerbillen en het zadel kunt plaatsen.
Geen kont pijn, en s’avonds een malse hap.
Nou heb ik al geen hoge pet op van deze staatsgevaarlijke randdebielen, maar als ze ook nog eens gaan ouwehoeren, denk ik A, je moet harder fietsen want je hebt lucht over eikel.
En B, waarom moet de hele buurt meegenieten van jullie stomme, niet interessante, en veels te harde geouwehoer.
Ik schreeuw ze dan ook altijd met liefde toe, dat het hier een stilte gebied is.
En iets van mongolen of zo.
Niet netjes, ik weet het, maar ik kan er echt niets aan doen.
Het wachten is dat het volledige peloton een keer afstapt, en mij in elkaar rost.
Als regelmatig bezoeker van concerten zoek ik altijd een plek bij de PA man, om zo het beste geluid te ervaren.
Nou vind ik mezelf heel wat, maar ben eigenlijk gewoon een muzikant van niks.
Maar wie staat er de geluidsman op nietteverstanewijze te vertellen dat hij zit te kloten.
‘Dat hoor je zelf toch ook wel mongool, het klinkt weer helemaal kut, je kan beter in de zoutedroppen gaan stomme eikel.’
Natuurlijk heb ik dan wel gelijk, maar om die knoppenman nou over de zeik te helpen.
Das echt niet lief
Een paar hebben (terecht) het bijltje er bij neer gelegd. Eén is daadwerkelijk in de zoutendrop gegaan. En één kwam heel boos achter mij aan om een mes door me strot te duwen.
En dit zijn maar enkele voorbeelden.
Al die misselijke stukjes die ik zo nodig moet schrijven over dees en geen.
Nee, ik kom zelf al snel tot de conclusie dat ik alles behalve “best lief” ben.
Maar ik heb wel gelijk, dat dan weer wel.