Ik zou je zo graag willen zeggen hoeveel ik van je hou.
Grijp elke kans om jou maar even te zien.
Je weet maar nooit, heel misschien.
Vanuit de zijkant kijk ik hoe jij geniet.
Aandacht trekkend hopend dat je mij ook ziet.
Kijk mij daar nou eens stoer en mannelijk zien staan.
Jou beschermen gelijk een mannelijke zwaan.
Je bent mij zoveel waard, heb je ongelooflijk lief.
Zou zo graag willen zeggen hoeveel ik van je hou.
Maar ondanks mijn grote bek, durf ik het niet.
Ik zou zo graag willen zeggen hoe lief je mij bent.
Alles willen delen om nog meer te geven.
Mijn knieën knikken, mijn handen beven.
Wat moet ik laten? Wat moet ik doen?
Zou alles laten vallen voor één enkele zoen.
Ik droomde vannacht, we liepen hand in hand.
Jij vertelde mij hoeveel je hield van het Arubaanse strand.
Het was warm, de zon en de maan schenen tegelijk.
En ik dacht, nu vraag ik het, de tijd is rijp.
Tussen schemer en licht besefte ik, dit is niet echt.
Had zo graag willen zeggen, jij bent mijn lief.
Het erin willen hammeren gelijk een specht.
Maar liefde kan je niet dwingen, ook al is de overredingskracht nog zo groot.
Wees blij met wat je hebt, en hunker niet naar meer.
Jij weet dat ik geniet van jouw alles, en verdrink in je zoete ogen.
Ik hoef jou niet te zeggen hoe lief je mij bent.
Hoe ontiegelijk veel ik van je hou.
Angst houd ons allebei weg van een ver verlangen.
Maar de hunkering in mij brand, en woedt met de dag heviger.
Word het de vulkaan die open barst en al zijn lava er in alle hevigheid uit kotst.
Of de gletsjer die ijzig langzaam tot een kille stilstand komt.
Ik kies de laffe middenweg, bang voor beide.
Zou zo graag willen zeggen dat je mijn alles bent.
Ondertussen geniet ik maar in stilte.
Maar ooit, heel snel als je het net niet verwacht, hoor je ineens een stem in je oor die zegt.
‘Weet je lief, dat ik onbegrensd veel van jou hou.’
Schrik dan niet, maar weet dat ik het meen, heel echt.