Gnoer 2

Ach gut, wat zijn we toch een sneu volkje met z’n alle.
Hebben we nu echt niets beter te doen dan ons te verlekkeren over andermans privé aangelegenheden.
In elke krant stond wel iets over het drietal.
Elke zichzelf respectabele columnist noemende, moest er wat over schrijven.
Bijna alle Tv zenders hadden hun camera’s bij de voordeur van Jan geplant, ja zelfs de NOS.
Wat kan het mij nou vergodverdomme wie bij wie, hij of zij, zijn tong in wat voor gat dan ook dauwt.
En nu was dat gebrilde lulletje rozenwater Balkie ook nog op Tv. Met een snik in zijn stem vertelde hij over de warme sms jes die hij onlangs nog had ontvangen van het stel.
EN DIE MOET ONS LAND DOOR DE CRISIS HEEN HELPEN.
We kunnen beter gelijk met z’n alle de zee in springen.
Wie is de schuldige? Is het dat preadolescente meisje Yolanthe? Pieste Jantje ook soms naast de palingpot?
Of was het dat lelijke voetballertje? 
‘NEE,’ Schreeuwt het hele volk.
Het is de schuld van die roddelnicht Albert Verlinde.
Tuurlijk, zou ik ook zeggen na uren, nee na dagen te hebben gesmuld van deze ranzige vuilbek.
Maar ondertussen waren jullie niet bij de buis vandaan te trekken. Vochten jullie voor de laatste privé bij de Bruna. En stond de radio steevast op de Tros.
Niets wilden jullie missen. En ondertussen maar zeiken, en ach en wee te roepen. Onthutst over alle ophef.
Maar ach, jullie kunnen er ook niets aan doen.
De kudde volgt gedwee.
We krijgen het ongevraagd via de media maar door onze strot gedauwd. En met z’n alle smullen we er van.
We doen ons tegoed aan andermans leed.
Zodat we weer even kunnen vergeten hoe sneu en armzalig ons eigen leven eigenlijk is.
En nu ga ik naar de Efteling om eens flink uit mijn heupen te hoesten.