De Bugels. |
Na een spetterend, maar vermoeiend optreden reed ik, diep in de nacht, rustig terug |
naar huis. Klassiek moezakje aan op de radio, het zijraam half open, zodat de siga- |
renrook naar buiten werd gezogen. |
Langzaam begon ik weer rustig te worden, terwijl de laatste adrenaline door mijn |
tenen een weg naar buiten zocht, toen ik plots op een donkerblauwe Ford Ka stuitte, |
die met de alarmlichten aan langs de kant van de weg stond en mij bekend voorkwam. |
Uiteraard stopte ik om te kijken of ik helpen kon. |
“Nou ja zeg! Van al mijn onderdanen ben jij wel de laatste die ik verwachtte, maar |
wat ben ik blij dat ik jou weer eens zie, goede vrind.” |
“Trix, het genoegen is geheel mijnerzijds! Maar, what’s up?” |
Trix vertelde dat ze er stiekem tussenuit was geknepen en onderweg was naar de bos- |
hut, om eens lekker een weekendje alleen te kunnen zijn. Geen personeel of wakende |
ogen, even geen koninklijk gezeik. Maar toen hield die kut-Ka er verdulleme mee op! |
Ze stond net op het punt om dan maar, een beetje schuldig, de marechaussee te bellen, |
toen ik plotseling stopte. |
“Dus we laten de Ka staan en gaan met jouw bus verder. Jij belt straks waar ze de Ka |
kunnen vinden en dat ik maandag in de loop der dag wel weer terug ben.” |
Na alle lekkernijen te hebben overgeladen gingen wij op pad naar de ons zo welbeken- |
de boshut, al jaren onze schuilhut. Een klein, maar gerieflijk houten huisje, diep ver- |
scholen ergens op de hei. Er was altijd wijn en genoeg hout voor de haard aanwezig. |
Meer had je niet nodig om tot innerlijke rust te komen. |
Terwijl ik de haard aanstak en Trix de wijn inschonk, viel mijn oog op een vreemd |
blaasinstrument, dat aan een roestige spijker aan de schoorsteen hing. Het was geen |
trompet of, wat je hier wel zou verwachten, een jachthoorn. |
“Trix, wat hebben we hier hangen?” |
“Oh, schei uit man, da’s de oude bugel van boer Koekoek. Die beweerde dat je daar |
patrijzen mee kon lokken, maar óf ik blaas niet goed, óf die Koekoek heeft mij in het |
ootje genomen, want ik blaas al het wild weg. Hij hangt daar genomineerd te zijn om |
door de ruit van die Koekoek heen te gooien.” |
Het weekend was wild en wild vol met goede wijn, mooie gespreken, fijne stiltes en |
vloog voorbij voordat we er erg in hadden. Op de terugweg zat Trix zwijgzaam naast |
me, met de bugel op haar schoot, die we nog ergens door een raam moesten tiefen. |
“Zullen we afspreken dat we dit elke maand een keer doen, Jack? Dat houdt het leven |
nog een beetje dragelijk.” |
“Kan ik, als onderdaan, weigeren dan?” |
Ze keek mij meesmuilend aan en zei: “Jij weet wel beter, hè!” |
Voor het grote hek zette ik haar af, na een innige omhelzing. Ik salueerde nog even |
naar de vreemd kijkende poortwachter en reed dan eindelijk huiswaarts. |
Bij het uitladen van de bus kwam ik de bugel weer tegen en ik stuurde Trix een sms. |
Als antwoord kreeg ik terug: |
“Als de bugel niet door de beugel kan en het licht niet verdragen. |
Wij slechts nog voort zullen leven als in een oude sage. |
Waar het blazen zuigen werd, tot aan het licht elkaar behagen. |
Daar waar enkel een bugel en het licht, de boel nog kunnen verklaren.” |
Misschien heel bruut van mij, maar ik heb er dus een lamp van gemaakt. |