‘En wat kan ik voor u doen?’Vroeg de psychiater aan de patiënt die er wat lafjes bij zat.
‘Nou eigenlijk weet ik het zelf ook niet zo’ Zei de man die naar vlees nog vis rook. Op het eerste gezicht een gevalletje van niks aan, niet ernstig maar zeker niet te onderschatten. Hij had liever de schreeuwers of de zwijgzame patiënten, dan wist je al gauw waar je aan toe was. Maar dit ging waarschijnlijk weer een oersaaie sessie worden.
‘Hoe gaat het thuis?’ Vroeg de psyc zonder al teveel enthousiasme.
‘Tja, ach, wat zal ik zeggen, niet goed maar zeker ook niet slecht, eigenlijk wel best zo. Ik bedoel, het is een beetje van dit en een beetje van dat. Soms is het het een en dan is het weer anders, u weet wel. De ene keer is het zo en de andere keer is het weer zus, of zusenzo, maakt mij eigenlijk niet zoveel uit.’
‘En op uw werk? Hoe gaat het daar?’ Vroeg de phyc die een gaap moest onderdrukken.
‘Op zich gaat het daar wel oké, een beetje van dit en van dat zeg maar. Het komt wel eens voor dat het hier en ginter is maar dan loop ik maar weg. Dan denk ik meestal het zal wel hoor. Ik bedoel, dat zijn mijn problemen toch niet.
‘Hmm, hoest met de seks?’
‘Op zich wel goed geloof ik, ze klaagt al een tijdje niet meer dus zal het wel goed zijn lijkt mij. Al is het natuurlijk niet meer zo als het was, maar ik heb er wel vrede mee. Je moet niet teveel verwachten he dan valt het ook niet tegen. Het is eigenlijk wel zo zo, niet alles maar zeker ook niet niks.’
‘Kom ik weer bij mijn eerste vraag. Wat kan ik voor u doen?’
‘Tja dat zou ik ook niet weten, misschien een beetje van dit, of een beetje van dat, u weet wel. Vraag het anders aan mijn vrouw, die heeft mij tenslotte hier naar toe gestuurd. Ik bedoel, mij maakt het allemaal niet zo uit hoor, ik vind het al gauw best. De ene keer denk ik Huh, maar even later heb ik al weer zoiets van Tsssss, het zal wel. Snapt u?’
‘O ja, ik begrijp u heel erg goed. En daarom ga ik u doorverwijzen naar mijn collega die hier gespecialiseerd in is.’
Even later zat de spyc met zijn collega aan de lijn.
‘Zeg amice, jij zocht toch nog ruggengraat patiënten in ver gevorderd stadium? Ik heb er nu een die er helemaal geen een heeft. Ja nee joh geen dank, altijd tot je dienst. En sterkte.’